Onderstaand artikel verscheen op 29 april 2019 op Sociale Vraagstukken.
Schulden zijn inherent aan de manier van organiseren in onze maatschappij waarbij menselijke relaties steeds vaker in financiële termen worden gedefinieerd. Een verhaal uit de praktijk van de schuldhulpverlening laat zien hoe het mogelijk is dat er van de 1,4 miljoen mensen met risicovolle of problematische schulden er maar 193.000 mensen bekend zijn bij de officiële schuldhulpverlening.
Nog net op tijd voor het inloopspreekuur komen ze binnen. De man loopt en beweegt moeilijk, de vrouw is schichtig en loopt gebogen. Ze blijken jonger te zijn dan ze eruitzien. Peter is gewond geraakt bij een arbeidsongeval in het leger. Hij moet nog een aantal operaties ondergaan en heeft voorlopig een uitkering. Marjan werkte bij een drogisterijketen. De vestiging waar zij werkte, was een franchise die failliet is gegaan. De laatste paar maanden heeft ze geen salaris ontvangen. Peter en Marjan wonen niet samen. De ouders van Peter willen dat niet, omdat ze bang zijn dat hun zoon dan zijn uitkering zal verliezen. De ouders van Marjan zijn gescheiden en hebben nieuwe gezinnen. Marjan wordt geacht voor zichzelf te zorgen.
Ze komen eigenlijk voor Marjan en ze hebben een hele stapel papieren bij zich. Marjan kon het financieel gezien net redden. Haar flatje is duur, maar ze kreeg huurtoeslag. Ze had een nul-urencontract, maar als ze genoeg kon werken dan kon ze net rondkomen. Toen ze vorig jaar echter een aanslag kreeg van de Belastingdienst om een gedeelte van de zorgtoeslag en de huurtoeslag terug te betalen, kon ze dat niet. Daarna werd er beslag gelegd op haar loon dus had ze nog minder inkomen. Ze kocht een bed bij Wehkamp, zodat Peter af en toe bij haar kon blijven slapen. Het was niet duur en ze kon het op afbetaling kopen. Nu heeft ze ook aanmaningen van Wehkamp en er is onlangs een deurwaarder geweest. Daar is ze van geschrokken. Nu weet ze niet meer wat ze moet doen en daarom zit ze hier op het spreekuur. Ze moet ervan huilen. Inmiddels heeft ze een uitkering aangevraagd, maar daar moet ze minstens een maand op wachten. Misschien duurt het nog langer, als ze uit het faillissement van haar voormalige baas toch nog loon uitbetaald krijgt.
De medewerker van de schuldhulpverlening kan niet veel voor haar doen. Om voor de intake van de schuldregeling in aanmerking te komen, moet ze een vast inkomen hebben, al is het maar die uitkering. Verder is haar geval nog niet echt urgent en zwaar genoeg. Marjan heeft de huur nog betaald, en met de zorgverzekeraar kan ze een regeling treffen. De medewerker weet niet of ze wel of niet kunnen samenwonen, want ze weet niet wat de uitkeringsvoorwaarden van Peter zijn. Marjan kan wel hulp krijgen van een vrijwilliger bij de administratie en het schrijven van brieven.
Het verhaal van Peter en Marjan laat zien dat mensen te maken kunnen krijgen met gebeurtenissen in hun leven waar ze weinig aan kunnen doen: een ongeluk, faillissement van een werkgever, liefde, familie, gezondheid. Degenen zonder vast inkomen vallen buiten veel regelingen.
De casus laat ook zien dat schulden niet alleen maar ‘eigen schuld’ zijn, en dat mensen wel degelijk hun best doen om zelfredzaam te zijn. Verder blijkt eruit dat overheidsinstanties, zoals de Belastingdienst, enerzijds bijdragen aan de problematiek, en anderzijds weinig aan hulp kunnen bieden.
Kijk naar hoe schulden ontstaan
Hoe is dit zo gekomen? Het geeft inzicht om naar de kant van schuldcreatie te kijken. In 2006 werden de toeslagen ingevoerd, voor kinderopvang, huur en de zorgverzekering. In 2017 ontving meer dan de helft van de huishoudens in Nederland een of meerdere toeslagen.
Deze toeslagen werden ingevoerd om een einde te maken aan de ‘armoedeval’. Deze kon ontstaan als mensen bijvoorbeeld meer gingen verdienen, maar hun huursubsidie dan weg viel. Het CDA wilde een eind maken aan deze armoedeval door de kosten voor zorg, wonen en kinderen per huishouden te maximeren.
De commissie Kerckhaert adviseerde daarom een ‘vormgeving in de fiscaliteit’. Een regeling via de belastingaangifte zou ook leiden tot minder bureaucratie. De toeslagen kwamen in de plaats van kortingen en subsidies én hielden rekening met de leefsituatie van mensen. De toeslagen werden inkomensafhankelijk, zodat er als het ware glijdende schalen konden ontstaan. Tot zover de theorie.
Toeslagen zijn bron van schuldcreatie
De praktijk loopt echter anders. Door deze fiscalisering worden toeslagen vrijwel meteen uitbetaald. Pas een of twee jaar later, wanneer de inkomensopgave definitief is, worden de toeslagen ook definitief vastgesteld. Tot die tijd is er slechts sprake van ‘voorlopige toekenning’. Door deze systematiek wordt iedereen die een toeslag ontvangt ook automatisch tot schuldenaar gemaakt. De toeslag is niet meer dan een voorschot en is ook weer opeisbaar. De overheid wordt op het moment dat ze een toeslag geeft, ook een potentiële schuldeiser.
Sinds 2006, het jaar dat de toeslagen werden ingevoerd, is de schuldenproblematiek toegenomen. Het eerste jaar waarin de inkomens definitief werden vastgesteld was 2008. Dat viel samen met de financiële crisis, dus daar werden de schulden vaak aan toegeschreven. Sindsdien zijn er weinig jaren geweest dat de problematiek niet is toegenomen.
In de financiële redenatie die de overheid hanteert, zijn inwoners een onkostenpost of een inkomensbron, een wandelende rekening-courant waar je geld naar toe kunt sluizen of geld aan kunt onttrekken. De coördinatiekosten zijn bij de inwoner neergelegd: hij moet zelf bedenken of er na een of twee jaar nog een schuld is of niet. Dat is lastig als je elke maand de eindjes al aan elkaar moet knopen of de zorgverzekeraar na een jaar ook nog het eigen risico mag claimen.
Een krediet, en dus schuld: normale gang van zaken
Schulden gaan vaak gepaard met een moreel oordeel. Schulden moeten al dan niet afbetaald worden, of al dan niet vergeven worden. Maar het hebben van een schuld in relatie tot een ander mens, is een totaal andere situatie dan een schuld die je door de overheid als het ware automatisch opgelegd krijgt.
Geen wonder dat mensen ook op andere terreinen van het leven hun feitelijke activiteiten in financiële transacties omzetten: het kopen van een smartphone met een telefoonabonnement of het aanschaffen van een auto mét de bijgeleverde financiering. Een krediet en dus een schuld is kennelijk de normale gang van zaken.
Belang van mensen verschuift naar achtergrond
Schuldhulpverleners zijn geen maatschappelijk werkers. Het zijn professionals die ook de belangen van de schuldeisers moeten beschermen. Zij beschermen dan bedrijven en overheidsorganisaties. Het belang van mensen, of zij nu schuldenaar of schuldeiser zijn, verschuift naar de achtergrond.
De realiteit van de schuldenproblematiek is dat mensen door een geautomatiseerd systeem tot schuldenaar worden gemaakt. De schulden zijn inherent aan de manier van organiseren in onze maatschappij waarbij menselijke relaties steeds vaker in financiële termen worden gedefinieerd.
Verlichting bieden is belangrijk
Moeten we dan niets doen? Is schuldhulpverlening dweilen met de kraan open? Integendeel, we moeten alles doen om mensen met schuldenproblematiek te ondersteunen. Want de stress en het verdriet, verloren levensgeluk én de hindernis in het leven, vooral voor kinderen, die door schulden ontstaan, moeten waar mogelijk verlicht worden. Elk luisterend oor kan daarbij helpen.
Maar ondertussen moeten we ook over de fundamentele oorzaken nadenken. Het financialiseren van de relaties tussen mensen, en tussen overheid en burger is een bron van veel ellende in onze samenleving.
Marjolein Quené is de auteur van het boek: ‘Voorbij de managementmaatschappij. De invloed van management op werk, democratie en vrijheid’. Lemniscaat 2018. Dit artikel is een uitwerking van een casus uit het genoemde boek.