Interview door Pierre Spaninks.
Ook Nederlandse managers zijn in de greep van het Amerikaanse denken waarin alles draait om aandeelhouderswaarde. Dat heeft een funeste invloed op werk, democratie en vrijheid. In Voorbij de managementmaatschappij onderzoekt Marjolein Quené de gevolgen van management op onze maatschappij.
U heeft een grote interesse voor de maatschappelijke invloed van het management-denken. Waar komt dat vandaan?
Ik
ben historicus, en mijn insteek in het boek is de
mentaliteitsgeschiedenis. Na omzwervingen in Rwanda en bij het Europees
Parlement heb ik lang bij Nuon gewerkt. Daar heb ik als manager business
development de liberalisering meegemaakt van de markt voor duurzame
energie. In die tijd heb ik ook een internationaal MBA gedaan. Daarna
heb ik acht jaar gewerkt als strategisch adviseur van de raad van bstuur
van de Sociale Verzekeringsbank. Van daaruit heb ik ook nog een
managementopleiding gedaan aan de Nederlandse School voor Openbaar
Bestuur. Daar wil ik niet mee zeggen dat ik er alles van weet, maar het
verklaart hopelijk wel hoe het komt dat ik er zo mee bezig ben.
Wat is de aanleiding geweest om dit boek te gaan schrijven, en wat wilt u ermee bereiken?
Een
directe aanleiding was er niet, maar ik zag al langer dat veel mensen
een soort van managementleer volgden of een managementideologie, zonder
dat ik het idee kreeg dat ze zelf wisten dat ze dat deden en waarom ze
dat deden. Opeens had iedereen het over ‘opdrachtgeverschap’, of ze
zeiden: ‘Ik heb opdracht gekregen om…’ Dan dacht ik: ‘Het zal wel,
maar wat betekent dat dan?’ Ik zit zo in elkaar dat ik dan op zoek ga
naar het laagje daaronder. Waar komt zo’n idee vandaan? Het resultaat
heb ik op schrift gezet in de hoop dat meer mensen management in
perspectief gaan zien. Ik hoop dat meer mensen gaan nadenken over waar
management-ideeën vandaan komen en wat de gevolgen van die ideeën zijn.
U
heeft in uw boek het over ‘de’ managementleer: een algemene theorie van
het management die draait om businessmodellen, markten en
organisatiemodellen en waarin dat alles samenkomt om zo veel mogelijk
geld te verdienen voor aandeelhouders. Als exponenten daarvan noemt u
een Michael Porter en het bureau van McKinsey. Maar zijn die wel exemplarisch voor hoe managers hier en nu werken?
Ik
denk dat de invloed van Michael Porter niet onderschat moet worden. Hij
heeft macro-economische theorieën vertaald naar wat er binnen bedrijven
zou moeten gebeuren. Daarmee is in zijn adviezen aan bedrijven ook het
idee terechtgekomen dat de financiële markten de meest efficiënte
markten zijn. En aan die markten is het management vervolgens dienstbaar
gemaakt. Dat Amerikaanse of Angelsaksische denken heeft een gigantische
invloed gehad op het Nederlandse denken.
Ik zie de
overeenkomsten wel, tussen dat Amerikaanse denken en de Nederlandse
praktijk, maar valt echt stapje voor stapje hard te maken dat het
daarvandaan komt?
Niet alle managers hebben Porter gelezen
maar managementopleidingen zijn daar wel van doortrokken, de mijne ook.
Iedereen werkt met dat vijfkrachtenmodel, iedereen maakt op basis
daarvan SWOT-analyses, iedereen denkt in tegenstellingen van markt en
overheid, wat de markt moet doen en wat de overheid mag doen – dat is
allemaal heel Amerikaans. Dat is een stukje mentaliteitsgeschiedenis dat
ik in mijn boek heb vastgelegd.
Zijn er niet ook
lichtende voorbeelden aan te wijzen van management waarin niet alles
draait om het maximaliseren van aandeelhouderswaarde, maar dat juist
waarde wil creëren voor individu en samenleving?
Dat komt nu
pas een beetje op, en daar besteed ik ook aandacht aan. Denk
bijvoorbeeld aan maatschappelijk verantwoord ondernemen – wat heel mooi
is maar wat ook alleen maar een kans krijgt voor zover de aandeelhouders
het toestaan. Het is echt anders dan het Rijnlandse model, waarin ervan
wordt uitgegaan dat aandeelhouders niet de enigen zijn die belang
hebben bij een bedrijf. In het Rijnlandse model is het uitgangspunt de
continuïteit van dat bedrijf. Porter heeft het tegenwoordig wel over
‘creating shared values’ maar ik zie nog niet welke praktische
consequenties dat dan krijgt.
U zegt dat MVO alleen kan en mag ontstaan in de mate dat de aandeelhouder dat toestaat. Maar als ik bijvoorbeeld Nieuwe Business Modellen
lees van Jan Jonker, dan zie ik allerlei cases waar geen aandeelhouder
aan te pas komt. Grassroots projecten, zoals van burgers die in hun wijk
samen duurzame energie willen gaan opwekken. Daar komt ook een hoop
management bij kijken, maar geen Porter of McKinsey.
Het is
maar wat je management noemt. Ik hanteer in mijn boek het begrip
‘modelmanagement’. Daaronder versta ik het volgens de boekjes managen
binnen het stramien van businessmodellen en organisatiemodellen die ten
dienste staan van de financiële markten. Daarmee wil ik heus niet
iedereen die iets managet of organiseert in de schoenen schuiven dat hij
of zij dit modelmanagement precies volgt. Management kan ook zijn: een
gezamenlijke prestatie mogelijk maken. Maar dat is niet wat er nu in
onze samenleving gebeurt. Daar wordt met management alles ondergeschikt
gemaakt aan de financiële resultaten.
Over dat management
doet u in uw boek pittige uitspraken. Zoals: ‘Alles wordt tegenwoordig
gemanaged – het bedrijfsleven, het onderwijs, de zorg, de overheid, de
rechtspraak, de politiek, de schone lucht, de natuur – waardoor er veel
kapot wordt gemaakt.’ Toen ik dat las, dacht ik: ‘Maar heeft u dat wel
eens zonder management geprobeerd?’ Zeg dat we in dit volle landje ook
nog wat natuur willen behouden. Hoe gaan we dat doen zonder management?
Is het dan niet morgen allemaal één groot recreatiegebied of zonnepark?
Dan
heb je het meer over ruimtelijke planning en over regelgeving, over
dingen waar je samen besluiten over neemt langs democratische weg. In de
praktijk zie je in de natuurbescherming – ik weet daar toevallig wat
vanaf – ook weer een hoop management dat zich richt op gemakkelijk
kwantificeerbare doelen als het behoud van een soort. Terwijl het zou
moeten gaan om het behoud van de habitat. Met markten en managers krijg
je dát niet voor elkaar.
Dat brengt ons op de
perspectieven die u ook schetst, na uw analyse en uw kritiek. Daarvoor
grijpt u terug op filosofen als Hannah Arendt. U geeft aan dat die een
‘hoopvol perspectief’ biedt voor de invloed van management op onze
samenleving. Als ik me niet vergis komt dat voort uit verzet tegen de
totalitaire staat, en speciaal die van Nazi-Duitsland. Dat heeft
natuurlijk afschrikwekkende voorbeelden opgeleverd van management en van
managers. Helpt de gedachte daaraan om het fenomeen van ‘management’ te
begrijpen zoals het zich hier en nu aan ons voordoet?
Hannah Arendt is inderdaad heel bekend geworden door haar verslag van het Eichmann-proces. Maar dat is niet het enige dat zij heeft gedaan. Zij bouwt voort op het werk van Immanuel Kant,
die het ideaal van de Verlichting uitwerkte dat je zelf moest nadenken
en je zelf een oordeel moest vormen, in plaats van te volgen wat anderen
zeggen dat je moet denken. Arendt zegt: ‘Als mensen in een totalitair
systeem stoppen met zelf nadenken en gaan doen wat anderen zeggen dat ze
moeten doen, dan kún je types krijgen als Eichmann die zich erop
beroepen dat ze alleen maar deden wat anderen tegen hen zeiden dat ze
moesten doen.’ We mogen er niet voetstoots van uitgaan dat onze
democratische manier van besluiten nemen en plannen maken, vanzelf in
stand blijft. Dat vraagt om constant zelf goed blijven nadenken. Het
modelmanagement dat zich in ons heeft genesteld, helpt daar niet bij. We
maken ons steeds afhankelijker van systemen en die systemen zijn door
managers bedacht. Daar wordt het bewijs van geleverd elke keer als je
een callcenter belt en iemand zegt dat wat jij wilt niet kan omdat het
niet in het systeem past. Of als een wijkverpleegkundige een gesprekje
met een patiënt moet afkappen omdat ze zich weer aan haar
vijfminuten-administratie moet wijden. Dat ondermijnt de samenleving en
de intermenselijke betrekkingen. Dat is mijn punt. Maar Arendt biedt
dus ook een hoopvol perspectief. Zij wijst ons juist op het belang van
die interactie tussen mensen.
Het alternatief van Hannah
Arendt voor totalitarisme was, meen ik, een directe democratie waar alle
burgers in participeren, waarin ze spontaan uitkomen voor hun mening,
en waarin ze zichzelf verkiezen tot bestuurders. In een project dat van
onderop ontstaat zoals die bij die buurtbewoners die samen zonnepanelen
gaan inkopen, kan ik me dat nog wel voorstellen. Maar hoe vertaalt dat
zich nou naar een bedrijf waar gewoon moet worden gewerkt, om de kost te
verdienen?
Wat ik met Hannah Arendt zeg, is dat mensen
gelijkwaardig zijn. Dus dat zijn zij ook binnen een bedrijf in hun
onderlinge relaties. In een Rijnlands bedrijf kan iemand op de werkvloer
gewoon zeggen: ‘Dit werkt niet, dit hindert mij in mijn werkzaamheden,
hier maken we de klant niet gelukkig mee.’ Dan hoeft dat nog niet te
betekenen dat hij altijd gelijk krijgt, maar hij voelt zich wel vrij om
dat te zeggen. Als je het werk top-down in een Angelsaksisch
managementmodel organiseert maak je de mensen op de werkvloer monddood
en bovendien krijg je dingen die voor je bedrijf essentieel kunnen zijn,
ook nooit te horen. Je kunt nooit terug naar de geschiedenis zoals naar
de jaren vijftig of zestig van de vorige eeuw waarin we allemaal
werkten vanuit dat Rijnlandse model. Maar het geeft wel een richting
aan. Ik heb in mijn kennissenkring mensen met een eigen bedrijf die
mooie producten maken en die zakendoen op grond van jarenlange relaties,
met toeleveranciers en met klanten die ze al twintig jaar kennen. Als
die relaties hen om iets vragen dat eigenlijk een dienst is en geen
product, dan verdiepen ze zich daarin en dan zorgen ze dat dat wordt
opgelost. Op zo’n manier dat de medewerkers die daaraan te pas komen, er
ook voldoening aan beleven. Dan stel je de continuïteit van je bedrijf
boven de winst op je eigen vermogen, maar ook dan kun je nog steeds een
uitstekend rendement halen.
Al met al is Voorbij de managementmaatschappij
best een abstract boek geworden, dat de lezer vooral uitdaagt om zelf
na te denken. Komt er nog een ‘werkboek’ achteraan, zeg voor de
ondernemer of de manager die praktische handvatten zoekt om met dit
gedachtengoed aan de slag te gaan?
Ik ben gewoon heel blij
dat dit boek er is. Laat mensen het nu maar gaan lezen, er staan genoeg
casussen uit het dagelijks leven in. Ik hoor van mensen die het boek
inmiddels hebben gelezen, vaak leken op managementgebied, dat het juist
zo’n verhelderend boek is over wat managers nu eigenlijk doen. En dat
wat ze doen inderdaad tot nadenken stemt.