Op zondag 14 februari 2021 verscheen mijn bijdrage in De Volkskrant over de verkiezingsprogramma’s. Het is onthutsend dat er in de verkiezingsprogramma’s voor maart 2021 zo weinig over de financiële sector staat. Zolang deze sector haar eigen gang kan gaan is het niet aannemelijk dat maatschappelijke ongelijkheid afneemt, de klimaatproblematiek wordt aangepakt of de noodzakelijke publieke investeringen plaatsvinden.

Het artikel is hieronder te lezen:

Zolang de financiële sector zijn gang kan gaan, is de politiek lam

Onrustbarend dat de politieke partijen in hun verkiezingsprogramma’s bijna niets melden over het aan banden leggen van de financiële sector, vindt Marjolein Quené. 

Voor wie er niet in werkt, is de financiële sector grotendeels onbekend terrein. Dat is jammer, want deze branche bepaalt onze dagelijkse economie. De financiële sector is veranderd van een dienstverlener aan de reële economie en maatschappelijke doelstellingen, in een overheersende en profiterende sector. Politici hebben hier geen grip meer op, zoals blijkt uit de verkiezingsprogramma’s voor maart 2021.

Het is onthutsend dat er in die programma’s zo weinig over de financiële sector staat. Zolang deze sector haar eigen gang kan gaan is het niet aannemelijk dat maatschappelijke ongelijkheid afneemt, de klimaatproblematiek wordt aangepakt of de noodzakelijke publieke investeringen plaatsvinden.

Onze maatschappij is in de afgelopen veertig jaar stukje bij beetje gefinancialiseerd. De financiële sector is in beginsel bedoeld om de reële economie te dienen. Banken geven krediet aan bedrijven om te produceren en te innoveren. Naast banken is er echter een hele bedrijfstak opgekomen van ‘shadow banking’ van financieringsmaatschappijen, equityfondsen, trusts en investeringsfondsen. Daarnaast is ook de sector van verzekering, pensioen en vastgoed gegroeid en is de fin-tech sector in opkomst. De nieuwe bedrijfstakken zijn nauwelijks gereguleerd en de banken zijn sinds 1980 gedegeruleerd. Bij elkaar bepaalt deze hele financiële sector waarvoor wel of niet krediet wordt gegeven, waarin wordt geïnvesteerd en waarvoor schulden worden gecreëerd.

Sluipend proces

Dit is een gestaag sluipend maar ingrijpend proces geweest. Wetgeving, boekhoudregels en instituties zijn zonder veel maatschappelijke discussie veranderd. Soms was de sector zelf brutaal en werd wetgeving aangepast aan de ontstane realiteit. De financiële verslagleggingsregels zijn in stilte veranderd, via de Europese Unie die zich aanpaste aan Amerikaanse regels. Welke politicus, vakbondsbestuurder of ambtenaar was in staat de gevolgen hiervan te overzien?

De woorden zijn hetzelfde: banken zijn nog steeds kapitaalverschaffer voor bedrijven en ze verstrekken nog steeds kredieten. Maar hun verdienmodel is fundamenteel veranderd in de richting van speculatieve financiële producten en niet-productieve kredieten. De eisen van de aandeelhouders van banken bepalen nu het beleid, en niet de kredietwaardigheid van de leners.

De maatschappelijke gevolgen hiervan zijn groot. In bedrijven bepalen boekhoudregels en niet de activiteiten zelf de gang van zaken op de werkvloer. Het winstbegrip is veranderd. Winst maken is noodzakelijk voor de conti-nuïteit van de activiteiten in een bedrijf, voor innovatie en werkgelegenheid. Winst betekent nu niet meer de winst voor het bedrijf maar winst voor de aandeelhouder of geldschieter. Reserveringen voor de continuïteit heten nu ingehouden winst. De functie van een financiële manager in een bedrijf is tegenwoordig om geld uit het bedrijf te halen, ten dienste van de geldschieter: een bank, een aandeelhouder of private equity-investeerder. Het operationele management mag geen kosten maken voor de continuïteit van het bedrijf.

Pensioenfondsen

Een tekenend voorbeeld is dat de zekerheid van het pensioen voor werknemers is veranderd. Nieuwe boekhoudregels bepalen dat pensioenverplichtingen zichtbaar moeten zijn op de balans van een bedrijf. Dit zijn echter kosten of risico’s die de beurswaarde omlaag halen. Vrijwel alle bedrijfspensioenfondsen zijn dus inmiddels overgedragen aan aparte commerciële verzekeraars. Het pensioenakkoord legt nu alle risico’s bij de werknemers. Collectiviteit en solidariteit zijn er nog wel tussen werknemers onderling, maar de werkgevers hebben zich hier aan onttrokken. Het ministerie van Sociale Zaken stelt zich niet meer op als belangenbehartiger van álle inwoners, maar als grootste werkgever van Nederland. Opnieuw een onzichtbare, maar belangrijke verandering. Het pensioen is van een vorm van sociale zekerheid verworden tot een financieel product in handen van de financiële sector.

De relatie tussen overheid en burgers is ook gefinancialiseerd. Het hele toeslagensysteem is gebaseerd op financiële efficiëntie. Voor de belastingdienst is het goedkoper om achteraf een toeslag terug te eisen dan om vooraf de rechtmatigheid te bepalen. Het toeslagensysteem maakt de burger automatisch tot schuldenaar. Sinds het toeslagensysteem bestaat, is de schuldenproblematiek van huishoudens uit de hand gelopen, en de overheid is meestal de grootste schuldeiser.

In de hele maatschappij is het normaal geworden dat activiteiten ten dienste staan van het rendement van de kapitaalverschaffer of de financier. Beslissingen worden genomen op basis van een netto contante waarde berekening of een business case. Politici vergelijken de begroting van de BV Nederland met een huishoudboekje en zij verklaarden geldcreatie door het verhogen van de staatsschuld jarenlang tot een taboe. Huishoudens kunnen inderdaad geen geld creëren, maar overheden en banken kunnen dit juist wél.

Geld creëren

Ondertussen kon de financiële sector wél onbeperkt geld creëren door kredietverschaffing, zonder enige maatschappelijke en politieke controle op het doel van die geldcreatie. Banken geven nog steeds krediet voor vervuilende activiteiten, financiële producten voor de rijksten, speculatie in onroerend goed en andere activiteiten die maatschappelijk gezien ongewenst zijn.

De politiek is de grip op de financiële sector kwijtgeraakt. Dat komt doordat politici de redeneerwijze en mentaliteit van de financiële sector overnamen of zich er moeilijk tegen te weer konden stellen.

Toch is het mogelijk om de reële economie beter te beschermen: gemeenten kunnen weer een woonplicht invoeren zodat vastgoedspeculatie tot stilstand komt. Beschermingsconstructies tegen vijandige overnames of fusies zijn goed mogelijk. Goed bestuur en medezeggenschap van werknemers in de bedrijven kunnen in de plaats komen van de ‘governance’ door aandeelhouders. Wetgeving kan onze natuur beschermen tegen verdere exploitatie en vervuiling.

De verkiezingsprogramma’s noemen soms een dergelijke maatregel, maar de verbinding met de financiële sector wordt niet gelegd.

Talloze mogelijkheden

Het is hoognodig dat de wereldwijd opererende financiële sector gehouden wordt aan de grenzen van onze democratische besluitvorming. Hiervoor zijn talloze mogelijkheden. Het verplichte eigen vermogen van banken kan omhoog naar minstens 10 procent. Het verbieden van lege bedrijven, zoals de trust sector, voorkomt ook belastingontwijking. En er kan meer. De private equity-sector reguleren en flitskapitaal belasten. Nieuwe financiële producten verbieden of reguleren. Zakenbanken en consumentenbanken weer scheiden. Inkomsten uit vermogen en verhuur progressief belasten. Deskundigen kunnen zeker nog tientallen maatregelen bedenken.

De VVD omhelst in haar verkiezingsprogramma echter de Europese kapitaalmarktunie. Dit is de rode loper voor hogere rendementen voor de financiële sector, ten koste van de inwoners die deze schulden weer moeten opbrengen. Andere partijen zeggen hier niets over. Wie zwijgt stemt toe? Politici moeten nu het heft in handen nemen en de ongebreidelde groei van de financiële sector aan banden leggen. 

Marjolein Quené is historicus en bedrijfskundige en auteur van het boek Voorbij de managementmaatschappij. De invloed van management op werk, democratie en vrijheid. Uitg. Lemniscaat. 

Bijdrage in De Volkskrant: Zolang de financiële sector zijn gang kan gaan, is de politiek lam